Polymeren
Er zijn ontzettend veel verschillende plastics, die verschillende eigenschappen hebben. Makkelijk of moeilijk te kleuren, wel of niet buigbaar, licht of zwaar van gewicht, wel of niet elastisch, wel of niet bestand tegen hogere temperaturen, …en ga zo maar door. En je moet dus de goede plastic met de juiste eigenschapen voor elke toepassing hebben. Een plastic emmer moet niet te buigbaar (slap) zijn. Een pannengreep moet niet smelten als hij warm wordt.
Moleculen
Je weet vast iets over moleculen. Kleine deeltjes waar stoffen uit zijn opgebouwd. Om iets van de eigenschappen van plastics te begrijpen moet je naar de moleculen “kijken”. Dat kijken moet je niet letterlijk nemen, want je kunt moleculen niet zien, ze zijn te klein. Eigenlijk stellen we ons moleculen voor. Je kunt beter zeggen: we hebben er een beeld van “in ons hoofd”.
Plastics bestaan ook uit moleculen en dat zijn grote moleculen. Groot in vergelijking met de moleculen van water of van zuurstof of van koolstofdioxide. We noemen die moleculen van plastics polymeren.
Polymeren maken
Als je goed naar die polymeren “kijkt”, zie je dat ze groot zijn en uit steeds dezelfde stukjes bestaan. Stukjes aaneengeregen als een soort ketting. We noemen die stukjes monomeren. Een polymeermolecuul (groot) bestaat dus uit een heleboel monomeermoleculen (klein). En die monomeermoleculen zijn de moleculen van stoffen die we bijv. uit kunnen we uit aardolie kunnen halen.
We zeiden al dat plastics kunststoffen zijn. Door de mens gemaakte stoffen. De mens koppelt dus in de fabriek op een slimme manier monomeren aan elkaar tot polymeren. En een heel stel van die polymeren bij elkaar: een kunststoffen.
Eigenschappen
Die slimme manier waarover we het hierboven hadden, betekent dat je het proces in de fabriek kunt sturen. Lage of juist een hogere druk, hogere of lagere temperaturen, verschillende soorten monomeren, … het zijn allemaal factoren waardoor we telkens andere polymeren kunnen maken. Telkens andere kunststoffen dus met andere eigenschappen.